Toen enkele jaren terug het huis van oud-burgemeester Gheeraerdts werd ontruimd, trof men een pakket brieven aan. Auteur Dany D'herdt redde ook nog de vergeelde fotoalbums van de hoofdrolspelers en reconstrueerde het unieke verhaal achter de Aalsters-Congolese droom, dat begint bij de notariszoon Albert Boone.
Deze Aalstenaar verdiende tussen 1891 en 1898 zijn sporen in wat toen nog Congo Vrijstaat heette, als de rechterhand van de Belgische bevelhebber Willem-Frans Van Kerckhoven. Samen trokken ze met een leger in naam van Leopold II vanuit het hart van Afrika op expeditie richting Nijl, in het zuiden van Soedan. Deze Belgische Grote Arabische Campagne werd internationaal aangeklaagd voor gruweldaden jegens de Afrikaanse bevolking. De Aalsterse avonturier moet zo ongetwijfeld mee het beeld bepaald hebben van de romanfiguur Kurtz uit Joseph Conrads Heart of Darkness. Een verhaal dat vervolgens onsterfelijk werd door Marlon Brando's rol in Apocalypse Now, waarbij de regisseur Coppola het toneel verschoof van Congo naar Vietnam.
Albert Boone werd bij zijn terugkeer, als één van de weinige blanke overlevenden van Van Kerckhovens expeditie, als een held van het Statieplein naar het Landhuis op de Grote Markt getroond. Hier kreeg hij te horen dat hij de geknipte man was voor een grootse Aalsterse droom; de beau monde van de stad had immers een concessie onder de arm in Congo Vrijstaat. De onderneming was op zijn zachts gezegd ambitieus: vanuit het Vlaamse industriestadje plande men een logistieke lijn, recht naar het donkere hart van Afrika.
Illustere families die we vandaag uit het stratenplan van de stad kennen - de Bethune, De Clippele, De Vis, De Gheest, De Naeyer, Geerinckx, Eeman, Liénart, ... - hoopten dat rubber in Leopolds Congo te vinden, en zo op korte tijd fortuin te maken.
Ze bestelden in Engeland een heuse raderboot en eind 19de eeuw stoomde de Alostville de Congostroom op, met aan boord Albert Boone, even later gevolgd door zijn broer Fernand. Hun ploegen trokken het oerwoud in, op zoek naar rubber dat ze verhandelden voor zoutklompen met de inheemse bevolking. Intussen fotografeerden ze hun jachttrofeeën, de Afrikaanse stammen en het dagelijkse leven. De broers hielden er vanop de oevers van de stroom een drukke correspondentie op na met burgemeester Gheeraerdts, en Fernand pende uiteindelijk zelfs zijn laatste woorden neer, daags voor hij bezweek aan dysenterie en malaria. Hij werd begraven in de Aalsterse nederzetting.
Op het thuisfront mikten de Aalsterse industriëlen intussen op dubbele winst, en zo verrees aan de Hoge Vesten het rubberverwerkend bedrijf La Centrale Belge - algauw door de Aalstenaars het Katsjoeken genoemd - dat tot begin jaren '50 rubberproducten vervaardigde en generaties Aalstenaars werk verschafte. De Stad bracht er nadien de stadsmagazijnen in onder, en vandaag worden er carnavalswagens gebouwd. |